Wees blij dat we deze zomer even niet gratis met onze week-ov kunnen reizen, want treinreizigers zijn net kleuters. Alles dat volgens de regels niet mag is opeens moeilijk aantrekkelijk. Voordringen om als eerste binnen te zijn, het mooiste plekje bemachtigen, met de voetjes op de bank, ongegeneerd babbelen over je seksleven (wel dan, dat doen kleuters iets minder) en praten in de stiltecoupé. Want hoe harder het icoontje met zijn getekende vinger een stiltegebaar maakt, hoe harder de gemiddelde NS-klant gaat praten.
Een heel enkele keer ga ik bewust in de stiltecoupé zitten, om in alle rust in contact te komen met andere werelden of om nog voor de laatste keer stof door te nemen voor een tentamen. Meestal toch het laatste. Daarbuiten heb je vijftig procent kans om in de stiltecoupé te belanden en feit is: het is er altijd lawaaiiger dan in een ‘joh-babbel-hier-gewoon-lekker-coupé’.
Laatst nog: de stiltecoupé was omgetoverd tot één groot buurtcentrum, waarbij twee vriendinnen al schreeuwend de boventoon voerden, een half Chinees dorp kakelend bovenop elkaar zat in een vierzits, een oma met alle laatste restjes energie haar kleinkinderen in bedwang probeerde te houden en een Antilliaans meisje dat aan het telefoneren was terwijl ze een broodje haring naar binnen propte. Een oase van gekte.
Er zijn vier soorten mensen te onderscheiden binnen in de stiltecoupé:
1. De onbewuste prater die later tot inzicht komt. Meestal na een minuut of vijf beginnen opeens de letters op het raam het woord ‘stilte’ te vormen, waarbij de briljante ontdekking vaak met anderen wordt gedeeld. De volumeknop wordt zodoende iets zachter gedraaid.
2. De onbewuste prater die nooit tot inzicht komt. Meestal analfabete of blinde mensen, of een combinatie van beide. Drie opgewonden meisjes die een uur lang moord en brand schreeuwen over ene Jeffrey. En maar niet doorhebben dat ze in een stiltecoupé zitten. Of dat ze zichzelf compleet belachelijk maken.
3. De bewuste prater, die eigen regels naleeft. ‘O, dit is wel een stiltecoupé’, is de zin bij binnenkomst. ‘Maar dat is niet erg hoor, kom, hier zitten Anja’. Bloedirritant maar knap, absoluut: in je eentje kan je een hele stiltecoupé opheffen.
4. De niet-prater. Want: een stiltecoupé is een coupé waarin het stil moet zijn, en dat mag de medereiziger ook best weten. ‘Dit is wel een stiltecoupé he?’. Zelfs een kuch vormt al een bedreiging voor het hele concept. De niet-prater vindt het jammer dat hij of zij zelf geen straffen mag opleggen (het liefst zouden ze een stiltecoup plegen, ha).
Ik wacht nog altijd op de dag om in een stiltecoupé te belanden waarbij alleen maar treinreizigers uit de laatste categorie zitten. Een wedstrijdje ‘wie het langst zijn mond kan houden’, waarbij je elkaar vuil mag aankijken als er ook maar één enkel klein geluidje ergens vandaan komt. Maar vooralsnog is het babbelen geblazen. Hoe je het wendt of keert: in de tweede klas stiltecoupé zitten altijd eersteklas gekkies. Misschien een mooi moment om deze theorie eens aan te zwengelen.
Toen ik laatst de trein binnenstapte en de coupé binnenliep, vertelde ik mijn medereiziger over het idee om een stuk te schrijven over alle soorten mensen in een stiltecoupé. Nog geen tien seconden zat ik, toen de man achter mij opstond en voorover boog: ‘U mag hier niet praten, dit is een stiltecoupé, u kunt nu nog ergens anders zitten’. Hij begon weer verder zijn appel af te bijten. Ik op mijn tanden. Nee: fijn dat ze er zijn, deze stille krachten in de trein.
Cover: hakzelf