Het gaat beter dan ooit in Nederland. De economie bruist, er is meer werk dan ooit tevoren en niet te vergeten: de fauna en flora bloemen op. Rijksoverheid meldt een recordaantal zeehonden in de Waddenzee en ook zijn er zoveel edele dieren op de Oostvaardersplassen in korte tijd bijgekomen dat we genoodzaakt zijn de ene helft te verschepen en de andere helft plichtmatig af te schieten. Ons land is een voorbeeld op het gebied van dierenmanagement, als we de berichten moeten geloven.
De realiteit is echter flink anders. Afgelopen maand kwam naar buiten dat het in Rijswijk gevestigde Biometrical Primate Research Centre (BPRC) op grote schaal apen mishandelt. Met 1500 apen is het BRPC het grootste centrum van Europa, maar in de onlangs vrijgelaten filmpjes is te zien dat respect voor de dieren ver te zoeken is. Ook de statistieken bevestigen de beelden: van de 317 geteste apen in 2017, zijn er maar liefst 137 overleden. De overlevenden van de experimenten blijven óók niet buiten schot: ze worden bij bewustzijn getatoeëerd en getest op medicijnen voor menselijke ziektes.
Minister Schouten, die dat volgens Rijksoverheid wél heeft, heeft er nog nooit met een woord over gerept.
Uit de eigen website blijkt dat de BPRC in een waan leeft omtrent hun dierenbeleid. Hoewel er op de eigen site wordt gesteld dat ‘het leven voor de dieren zo aangenaam mogelijk wordt gemaakt’, laten de beelden goed zien dat dit niet het geval is. Maar tegelijkertijd maakt niemand met de juiste bevoegdheid zich hard om actie te ondernemen. Minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aangegeven het liefst een einde te zien aan het apencentrum, maar dat is enkel voor de bühne. Zij heeft helemaal geen bevoegdheid over de kwestie. Minister Schouten, die dat volgens Rijksoverheid wél heeft, heeft er nog nooit met een woord over gerept.
Ook de grootste politieke partij van ons land, de VVD, schuift het probleem over dierenwelzijn angstvallig van zich af. Op haar site meldt de partij dat ze ‘willen dat de overheid heldere en haalbare doelen meegeeft aan bedrijven die met dieren werken. De ondernemers mogen vervolgens zelf invullen hoe ze die doelen halen. Met overbodige regels schieten mensen en dieren niets op. Daarom willen wij dat regels over dierenwelzijn internationaal worden vastgelegd.’ Hierin wordt de verantwoordelijkheid duidelijk bij de diereneigenaren zelf gelegd. Dat die verantwoordelijkheid te wensen overlaat, blijkt wel uit de 25 stalbranden in het afgelopen jaar met maar liefst 300.000 dode dieren als gevolg.
Waar Galtung en Ruge al in 1965 ondervonden dat het juist slecht nieuws is wat meestal de kranten haalt, lijkt de Nederlandse regering een omgekeerd spelletje te spelen. Er wordt door de kranten en journaals wél bericht over de boerderijbranden en de misstanden bij de dierproeven, maar de regering weet het, als ware een Matrix-scene, op haar eigen media-outlets vakkundig te ontwijken. Als er al iets over dieren op een overheidswebsite staat is dat louter positief. Eerdergenoemde VVD steekt, samen met coalitiepartijen D66, GroenLinks en ChristenUnie, de kop in het zand. In het regeerakkoord is het enige wat erover gezegd wordt, dat er ‘wordt verkend naar verdere beperkingen van het vervoer van dieren; verminderen van stalbranden door vóór 2019 afspraken te maken met verschillende partijen en geen illegale import van beschermde diersoorten’. Nergens in het akkoord wordt echter duidelijk hoe de regering deze doelstellingen wilt gaan realiseren.
De cognitieve dissonantie die op dit onderwerp van toepassing is neemt ondertussen bizarre vormen aan. Minister Hermans werd al begin deze eeuw door verschillende wetenschappers aangedrongen om het dierenproefcentrum te sluiten en ook de Partij van de dieren vecht al jarenlang voor betere omstandigheden op het platteland. Splijtend is vooral de communicatie omtrent de omstandigheden: de plofkip is dankzij veel media-aandacht en succesvolle campagnes binnen een paar jaar succesvol uit de mode geraakt en wordt steeds vaker vervangen voor een biologische of zelfs vegetarische variant. Maar hoeveel waarde is daaraan te hechten als er gemiddeld eens per twee weken een boerderij vol met kippen in de brand vliegt? De veranderde attitude tegenover vlees is goed, maar heeft een andere, bewuste keuze wel effect als er in de kern niets verandert?
Het dierenwelzijn in Nederland is dus nog lang niet op de plek waar het moet zijn. Door de slechte omstandigheden op het platteland, de aapmartelingen in Rijswijk en de weinig concrete maatregelen die hiertegen op zouden moeten treden lijkt snelle verandering slechts een drogbeeld en blijven we op diervriendelijk gebied nog altijd ver achter. De verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven en ontweken door de partijen en ministers die erover gaan. Het is duidelijk dat de aanpak van het probleem op een hele andere manier moet dan nu het geval is. De regering hier zelf van overtuigen is een stuk lastiger, want volgens hen staat of valt het welbevinden van de Nederlandse dieren bij het aantal zeehonden in de Waddenzee.
Foto: Vincent van Zalinge via Unsplash