Afgelopen week moest ik er sinds tijden weer aan geloven: de kapper. Ondanks dat het kappersbezoek in mijn geval voor vrij hilarische taferelen zorgt, kan ik er maar niet aan wennen. De eeuwige nietszeggende vragen jagen me de stuipen op het lijf. Er wordt gepraat, maar feitelijk wordt er niks gezegd. De urgentie van smalltalk heb ik nooit echt begrepen en doet me afvragen wat er zo waardevol aan is.
‘Kam jij je haar weleens?’ is een van de eerste vragen wanneer ik plaatsneem op de kappersstoel. Ik kan zo een lijstje opstellen met de vragen die hierop volgen; welke studie ik doe, waar ik woon en vervolgens hoe vaak ik naar de kapper ga. Vooral de laatste vraag is makkelijk te beantwoorden: namelijk gênant weinig. Achteraf heb ik na zo’n kappersbezoek weer wat hilarische anekdotes te vertellen, maar toch vraag ik me af waar die drang naar smalltalk precies vandaan komt. Waarom hebben mensen zo snel de neiging om het over koetjes en kalfjes te hebben?
De kracht van stilte wordt pijnlijk duidelijk op een dag als 4 mei. Op 4 mei bevond ik me op een dakterras in Amsterdam. Er klonk geklets, gelach en gestommel. Het terras was zonovergoten en vol. Toen de klok 8 uur sloeg, werd het merkwaardig stil. Er ging zo’n kracht uit van de stilte dat ik me af begon te vragen waarom we niet vaker wat stiller zijn. Mensen leken verenigd in de stilte en verenigd in hun gedachte aan de oorlogsslachtoffers. Er wordt zo vaak gepraat om het praten. Misschien moeten we proberen de stilte wat vaker te omarmen.
Er klonk geklets, gelach en gestommel. Het terras was zonovergoten en vol. Toen de klok 8 uur sloeg, werd het merkwaardig stil
Met de ontzuiling viel wellicht de mogelijkheid van stilte voor veel mensen weg. In kerken of gebedshuizen is het per definitie stil, maar waar moet je heen als je hier afstand van hebt gedaan? Als je in een maatschappij leeft waarin de helft zich, aldus het CBS, niet-religieus noemt? De natuur opzoeken rond dit seizoen lijkt ook geen optie, want die wordt geterroriseerd door elektrische fietsen en dagjesmensen, om even een wat radicaal beeld te schetsen. De enige optie is misschien om simpelweg wat minder vaak je mond open te trekken. Om niet meteen te beginnen over het weer, alleen om voor de vorm een onderwerp aan te snijden. We lijken ons ongemakkelijk te voelen in stilte, maar is het opvullen met koetjes en kalfjes zoveel beter? Ik betwijfel het.
Een onderliggende drang is misschien de drang naar extraversie. Stilte wordt geassocieerd met introversie en praten met extraversie. Binnen mijn generatie lijkt extraversie verheven te zijn boven introversie. Hoe vaak hoor je niet iemand zeggen dat iemand zo ‘lekker spontaan’ is? Introversie kan anderzijds ook heel krachtig zijn. Voor de condoleance van mijn opa schreef ik een gedicht, getiteld ‘Opa: een man van weinig woorden’. Ik ben nooit vergeten hoe iemand met zo weinig woorden zo krachtig kon zijn. Hier wordt al snel een label opgeplakt, maar kunnen we niet af en toe gewoon zwijgen en alleen denken of voelen?
Binnen mijn generatie lijkt extraversie verheven te zijn boven introversie. Hoe vaak hoor je niet iemand zeggen dat iemand zo ‘lekker spontaan’ is?
Toen ik kleiner was viel het me vaker op dat ik mensen met elkaar zag praten, die elkaar helemaal niet leken te mogen. Wanneer ze elkaar tegenkwamen op straat, of in de supermarkt, praatten ze met elkaar over de alledaagse dingen. Over het weer, over de kinderen. Ik heb me altijd afgevraagd wat de meerwaarde was van deze kleine gesprekjes, als het van beide kanten als een verplichting voelde. Het is een soort pokerspel waar beide spelers hun kaarten niet willen laten zien en dus maar de schijn ophouden.
Ooit las ik het boek ‘de kracht van kwetsbaarheid’ en sindsdien probeer ik enigszins die kwetsbaarheid na te streven. Door eerlijk aan iemand toe te geven dat het soms niet zo goed gaat, krijgt de ander de mogelijkheid om je te helpen en krijgt diegene op zijn/haar beurt weer een beter gevoel. Ik wil niet zeggen dat we te pas en te onpas ons hart moeten luchten, maar mijn streven om me kwetsbaar op te stellen verklaart misschien waarom ik zo’n moeite heb met het fenomeen ‘smalltalk’. Er wordt zo veel gevraagd, maar er wordt zo slecht geluisterd. Het is een soort standaard riedeltje, zoals er in de Albert Heijn gevraagd wordt naar de Bonuskaart.
Misschien ben ik wel de enige die dit zo ervaart en zijn er mensen die ontzettend veel waarde hechten aan smalltalk. In dat geval zal ik toch moeten proberen mijn moed weer bij elkaar te rapen en wat vaker naar de kapper te gaan, met alle gênante vragen van dien. Feit blijft dat er af en toe wat meer aandacht zou mogen zijn voor stilte. Voor de introverten in onze samenleving die moeite hebben met smalltalk. Maar vooral voor de kracht van stilte, die mijn opa zo mooi symboliseerde.
Eindredactie: Kevin Hesp / Cover: philm1310